Jean-Claude van Rijckeghem (1963) was al heel jong verzot op films. Hij erfde van zijn oma de liefde voor oude films waarin cowboys nog de rook van hun revolvers wegbliezen en waarin buitenaardse wezens groen en glibberig waren en nog niet met twee woorden konden spreken. In 1995 schreef hij zijn eerste scenario, 'Oktobernacht', over een jongen die kakkerlakken kweekt op het dak van zijn flatgebouw. Daarna schreef hij 'De Bal' (1998), een sprookje over het meisje Sophia en haar magische voetbal. En vervolgens 'Science Fiction' (2002, samen met Chris Craps) over een 10-jarige jongen die langzamerhand vermoedt dat zijn koele, aan hun werk verslaafde ouders buitenaardse wezens zijn. Zijn liefde voor boeken kreeg Jean-Claude mee van zijn moeder. Ze kon urenlang in een boek lezen, terwijl ze onbewust met haar vingers langs haar blonde krullen streek. Ze hield van droevige boeken over onmogelijke liefdes, maar ook van inspecteur Maigret. Jean-Claudes eerste novelle was ‘Tante Dingdong’ over Sarah die op het spoor komt van de geheime liefde van haar gestorven oudtante. Daarna volgden, in samenwerking met Pat van Beirs, twee jeugdromans: ‘Duivelsoog’ en ‘De Zevende Sluier’. Hierin staat de veertienjarige Spijker centraal, een gewone kerel uit de Gentse havenbuurt die zich laat meeslepen in speurtochten naar verborgen crypten en vergeten kloosterruïnes waar mysteries uit het verleden begraven liggen.
JONKVROUW, een roman van Jean-Claude Van Rijckeghem en Pat van Beirs.
Marguerite van Male is veertien en een half. Ze is de erfgename van Vlaanderen. Ze droomt van een witte ridder die haar naar een kasteel in de wolken zal voeren. Maar de ridders die ze ontmoet zijn allemaal sufferds die niet bestand zijn tegen haar pittige karakter en haar opvliegende aard. Op een dag beslist haar vader met wie ze die zomer zal huwen...
In haar eigen woorden vertelt Marguerite over haar vreselijke vossehaar dat nooit in vorm blijft, over Willem die een meester is in de zoenkunde, over Roderik uit wiens kaakbeen ze een tand heeft geslagen, over de monnik Zannekin die stinkt als een varkenskot, over de vrije stad Brugge met haar knarsende uithangborden, over de boeken van haar moeder met hun smachtende liefdesverhalen, over de rode zweertjes in het gezicht van haar toekomstige echtgenoot en over de zwarte haat die ze voelt voor haar bloedeigen vader.
‘Jonkvrouw’ is brutaal, romantisch, avontuurlijk en onweerstaanbaar sexy.