Sabrina Inkeri Harri

zo 01.07.2012

Sabrina Inkeri Harri – alias Inkeri Harri – is van Finlandse afkomst en woont sinds 2009 in België. Eind 2011 trok ze in op de site van de Lindenlei en deelt ze een werkruimte met bevriende kunstenaars Juan Duque  en Marie-Laure Delaby

Naast het creëren van een eigen oeuvre maakt ze deel uit van het creatieve duoproject Harri de Ville. De uit Brussel afkomstige Alexia de Ville de Goyet vervolledigt de andere helft. Na eerst vier jaar samen als VJ gewerkt te hebben, gingen ze eind 2008 samen aan de slag als beeldende kunstenaars. In dit duoproject vloeien de ideeën samen en ontwikkelde de persona Harri de Ville zich tot een koel, mannelijk en perfectionistisch ego.

In het atelier staat op het moment van het gesprek (6 juni, red.) een werk dat in juli verscheept zal worden naar de Young Art Biennale in Moskou. Het lijkt op een staand reclamebord, maar het meest fundamentele toebehoren - de reclame - ontbreekt.

Alexia de Ville de Goyet: Ons werk gaat in hoofdzaak over het idee van een aanwezigheid binnenin een gestandaardiseerd object. 

Sabrina Inkeri HarriZoals het reclamebord van JCDecaux: die zijn allemaal hetzelfde, ook al staan ze in Hong Kong, Helsinki of hier. Het is een universele vorm. 

de Ville: In een expositie kan je voorbij het object lopen zonder iets op te merken, maar als je de tijd neemt, realiseer je dat er iets meer gebeurt. Alsof het ‘bewoond’ wordt.

Harri: Onze installaties gaan over ‘geest-aanwezigheden’ in objecten die leeg zijn. Als je in de luchthaven rondloopt, heb je van die publiciteitsborden waarin het licht bibbert alsof het kapot is. Hier is het een erg gecontroleerd effect en is het lichtsignaal een morsecode (No Fear No Hope, tevens de titel van de installatie, red.). Als je niet weet dat dit een kunstwerk is, dan denk je dat het per ongeluk is. 

 

Het object staat binnen vier muren, ook al roept het de associatie op van een reclamebord in het straatbeeld. Zou het werk in een publieke ruimte passen?

de Ville: We willen het wel, maar het kan niet buiten blijven staan met al die elektriciteitsbedrading.

Harri: We halen vaak objecten uit het stedelijke landschap en presenteren ze in een galerieruimte. Dat object representeert dan weer een element van de ruimte daarbuiten. 

de Ville: Als een soort van ready-made…

Harri: Het is niet echt een een ready-made, want de constructie maken we zelf.

de Ville: Dat weet ik, maar het is een soort van fake rhythm. Ik zou het graag in een station of luchthaven zien. Maar of ons doel hiermee bereikt wordt, weet ik niet… want mensen gaan het zien als echte objecten.

Harri: Met discrete installaties in publieke ruimtes is het altijd moeilijk, mensen zijn niet altijd klaar om zich te engageren of om er aandacht voor te hebben. Dit in tegenstelling tot het museum: dan heb je zelf de beslissing gemaakt om ernaartoe te gaan.

 

Harri de Ville maakt in hoofdzaak gebruik van materialen zoals spiegels, glas en plexi. Vanwaar die fascinatie?

de Ville: Het is een esthetiek die we ons door de jaren heen eigen hebben gemaakt. Soms blijven we zoeken naar bijvoorbeeld een soort metaal omdat het meer ‘Harri de Ville’ is.

Harri: Het is een koele persona. Voor mij is dat zoals Finland: koud, bijna als ijs en een beetje transparant. Daar houd ik wel van. Het is zoals wandelen op een bevroren meer. 

de Ville: Daarbij komt dat een firma de constructies uitvoert. Alles is perfect afgewerkt, wat ook koelheid met zich meebrengt. 

 

Omdat jullie naast het duoproject Harri de Ville ieder een eigen oeuvre uitbouwen: vormt het samenwerken een combinatie zonder veel discussie of is het net de discussie die jullie opzoeken?

de Ville: In het begin vond ik het samenwerken vreemd. Ik had het gevoel meer vrij te zijn alleen, maar na een tijdje veranderde dit. Nu vind ik het fijn om twee praktijken te hebben en van het één naar het andere te gaan. Als je bij het ene vastzit, kan je naar het andere. 

Harri: Als je samenwerkt, vraagt het veel meer verbeeldingskracht om de ander zijn ideeën voor je te zien. Op het moment dat we met elkaar connecteren, maken we veel beslissingen en gaat het vooruit. 

de Ville: Als de ander een idee heeft, kan ik het totaal niet visualiseren. Vaak praten we over hetzelfde maar zien we het compleet anders. Het heeft dan enkele maanden de tijd nodig om verder te evolueren in mijn hoofd. En als we het willen uitwerken, denk ik: ‘Wat ben je aan het doen? Dit is niet waarover we het hadden!’ (lacht). Maar dan leggen we elk ons idee uit en komen we ergens in het midden uit. 

Harri: Je moet in elkaars hoofd kruipen en op zoek gaan naar het gebied van de verbeelding.  Het vergt veel verbeelding van jezelf om het te vatten. Het is niet zoals wanneer je vriend je niet begrijpt en er een miscommunicatie is, want dat gaat meestal over dagelijkse zaken zoals ‘wie poetst het huis?’. 

de Ville: Het was even zoeken naar de juiste combinatie, maar Harri de Ville is geen samenwerking van twee kunstenaars, het is geen collectief maar staat als één. Zelfs als we tekeningen maken, kunnen we niet zeggen wie wat deed. 

 

Beide kunstenaars leggen een eigen specifiek parcours af. Alexia De Ville De Goyet startte een jaar geleden een eigen commercieel project op in surface-design. Sabrina Inkeri Harri nam onlangs een assistente in dienst. Niet enkel omwille van het gezelschap, maar ook omdat ze zich dan ten volle op haar werk kan toespitsten: “Het is belangrijk om in een richting te groeien en deze praktijk zich eveneens te laten ontwikkelen op een eigen manier. Je moet kunnen groeien. Al is tijd sterk gelimiteerd. Ideeën zijn dat niet, maar tijd… dat is moeilijk.” 

 

No Fear No Hope wordt tentoongesteld op de expositie Inconclusive Analysis in MoMa en maakt deel uit van de Biennale of Young Art Moskou "Under a Tinsel Sun" - van 11 juli tem 18 augustus. 

Het werk werd ook geselecteerd voor La Nuit Blanche in Brussel op 6 oktober.

 

 

interview + tekst: Sara Peeters